In het amateurvoetbal is de jaarlijkse trainerscarrousel een vast onderdeel van het seizoen. Maar wat ooit een traditie was die pas in december begon, lijkt tegenwoordig al in oktober op gang te komen. Waar clubs vroeger rustig de winterstop afwachtten voordat ze om de tafel gingen met hun trainers, zien we nu dat beslissingen over contractverlengingen of een nieuw gezicht aan het roer steeds vroeger worden genomen. Deze verschuiving heeft grote gevolgen, niet alleen voor de trainer zelf, maar ook voor de dynamiek binnen de club en de prestaties op het veld.
Vroeger was het moment om over contracten te praten logisch gekozen: eind december of zelfs januari, wanneer de eerste seizoenshelft was afgerond en de balans kon worden opgemaakt. Clubs hadden dan een redelijk beeld van de prestaties, de sfeer in de selectie en de klik met de trainer. Het was een natuurlijk evaluatiemoment, met voldoende ruimte om te besluiten of een trainer mocht blijven of dat er naar een opvolger gezocht moest worden. Tegenwoordig lijkt dat geduld verdwenen. Al in oktober, soms zelfs eerder, beginnen clubs na te denken over het komende seizoen.
Deze vervroeging wordt vaak ingegeven door angst en competitie. Trainers die in de regio populair zijn, worden steeds vroeger benaderd door andere clubs. Besturen voelen de druk om hun huidige trainer snel zekerheid te bieden of om zelf op zoek te gaan naar een vervanger, voordat de beste kandidaten elders onder contract staan. En andersom wil de trainer zekerheid omdat anders de leuke clubs alweer bezet zijn. Het gevolg is dat evaluaties soms worden afgeraffeld en beslissingen over de toekomst worden genomen terwijl het huidige seizoen nog nauwelijks op gang is gekomen.
Voor de trainer brengt deze trend extra spanning met zich mee. Wie in oktober nog niet weet waar hij aan toe is, kan zich zorgen maken over zijn toekomst. Een trainerswissel kan dan al in de lucht hangen, terwijl er nog volop wedstrijden te spelen zijn. Voor de club is de timing ook riskant. Een vroeg besluit kan de sfeer in de selectie verstoren, zeker als spelers weten dat hun trainer na het seizoen vertrekt of als er onzekerheid heerst over wie zijn opvolger wordt. Dat kan de focus op het lopende seizoen ernstig beïnvloeden.
Daarnaast is het de vraag of deze vroege beslissingen echt in het belang van de clubs zijn. Een trainer beoordelen in oktober, met een paar competitiewedstrijden achter de rug, geeft zelden een volledig beeld. Er is vaak nog geen tijd geweest om een team echt te ontwikkelen of om te herstellen van een stroeve seizoenstart. Toch lijken clubs steeds minder bereid om te wachten en de trainer de tijd te geven om zich te bewijzen.
De vervroeging van de trainerscarrousel legt ook een cultuur bloot waarin amateurclubs steeds meer op elkaar letten en zichzelf laten leiden door wat “de concurrent” doet. Een club die vroeg een nieuwe trainer vastlegt, zet anderen onder druk om snel te volgen. Hierdoor verdwijnt vaak de aandacht voor wat een club zelf nodig heeft. Is de huidige trainer werkelijk niet de juiste persoon, of is het simpelweg de angst om achter te blijven in de trainersmarkt?
De vroegtijdige start van de trainerscarrousel lijkt misschien efficiënt, maar in werkelijkheid creëert het vaak onnodige hectiek. Clubs zouden er goed aan doen om terug te keren naar een later evaluatiemoment, zoals eind december of januari. Dat geeft trainers de kans om zich te bewijzen over een langere periode en voorkomt dat besluiten worden genomen op basis van een onvolledig beeld. Het zou ook meer rust brengen in het seizoen, zowel voor de trainer als voor de spelersgroep, die zich dan volledig op het voetballen kan richten.
De verschuiving van december naar oktober is een teken van de toenemende dynamiek en concurrentie in het amateurvoetbal, maar het is de vraag of deze verandering de clubs en trainers op de lange termijn echt iets oplevert. Een carrousel mag dan sneller en eerder draaien, maar of hij daarmee beter draait, valt te betwijfelen.
Alex Bosch